Het is bewonderenswaardig dat Macron zijn visie voor het Europa van 2024 op tafel legt. En dat hij zich niet hult in afkortingen of jargon die enkel begrepen worden door de eurocraten rond het Schumanplein. Daarmee pikt hij terug in op de aloude traditie waarbij Frankrijk het Europese debat tracht te bepalen. Opvallend is ook dat Macron zich niet laat afremmen door het Duitse verkiezingsresultaat. Met zijn speech lijkt hij zich zelfs gewild of ongewild tussen de coalitiegesprekken in Berlijn te wringen.

Een ‘soeverein, democratisch en eengemaakt Europa’, zo ziet Macron het. Met een veel groter budget, een geharmoniseerde vennootschapsbelasting, een eengemaakt sociaal beleid, een eengemaakt asielbeleid. Een Europese industriële politiek, een Europese minister van Financiën, de herlancering van de Europese Financiële transactietaks, nieuwe Europese milieutaksen. Een Europees parket, Europese universiteiten. Veel meer Europese solidariteit. En het lijstje blijft maar doorgaan...

Door de bomen het bos zien, is de eerste uitdaging. Wat Macron voorstelt is revolutionair: niet langer de lidstaten zijn soeverein, laat staan het volk. Maar ‘Europa’. Zijn redenering: om op te kunnen tegen de VS en China moet de EU een sterke economische en industriële macht worden, wat enkel mogelijk zou zijn door al die nieuwe bevoegdheden naar Europa te schuiven. En de lidstaten? Die worden de facto provincies van dat eengemaakte blok.

Wel, deze EU van Macron past niet bij Europa. Er is bij de bevolking geen draagvlak voor verdere centralisatie. Er is geen animo om bestuurd te worden door een verre bureaucratie. Mensen willen zélf kunnen kiezen wie in hun land komt wonen, welk economisch beleid gevoerd wordt, hoe ze hun sociale zekerheid garanderen.  En ze zien het al zeker niet zitten om veel belastingen te betalen voor burgers uit andere landen. 

Macrons stelling dat een top-down gecentraliseerd Europa een economische wereldspeler zou voortbrengen, is ook vals. Een staatkundig eengemaakt Europa roept weliswaar de illusie op van schaalvoordelen, in de praktijk resulteert het vaak in schaalnadelen. Vanuit Brussel hetzelfde economisch beleid uitstippelen voor Malta én Ierland, Slovenië én Vlaanderen, is onzinnig. Wat nodig is, is een beleid op maat van die lokaal zeer verschillende economieën, en dat krijg je niet door op EU niveau alles te reguleren, harmoniseren en coördineren.

Een industriële politiek op Europees niveau, is ook een typisch Franse vraag. Toen Macron in zijn speech pleitte voor een innovatiever Europa, stelde hij voor om een Europees innovatie-agentschap op te richten. Innovatie komt nochtans van onderuit. Van bij kleine bedrijven, start-ups en scale ups. Van universiteiten. Niet van bovenaf, niet van bureaucraten.

Macron wil ook een veel groter budget voor de unie. Een eurozonebudget met een eigen parlement dat ‘soeverein’ nieuwe Europese belastingen kan heffen. Belastingen die vooral in het Noorden zullen betaald worden en in het Zuiden worden uitgegeven. Een Unie waarin zomaar geld stroomt van Noord naar Zuid. Zoals in Belgie. Met veel politieke frustratie en weinig economisch resultaat.

Zijn deze voorstellen dus goed voor Europa? Neen, ze zijn in de eerste plaats goed voor Frankrijk. Brussel als verlengstuk van Parijs. Dat is altijd de pensée geweest in het Élysée. De Fransen willen van Europa een dam maken die beschermt tegen de rest van de wereld. Maar eigenlijk beschermt die vooral Frankrijk. Of juister nog, schermt ze Frankrijk af. De Fransen houden niet van de vrije markt, van handel voeren. Fransen kijken naar L'Etat. Ze willen dat de EU hun verdwijnende politieke greep op de economie terug versterkt. De Fransen willen een overheid als dirigeant, niet als dienstverlener.

Het alternatief is duidelijk. De EU moet geen staat worden. We zullen niet sterker worden door allemaal hetzelfde te gaan doen, maar wel door de sterktes van elke lidstaat uit te spelen. De Unie moet dus enkel tussenkomen waar dat absoluut noodzakelijk is, rond veiligheid en het sluiten van de grenzen bijvoorbeeld. Tegelijk moet de EU op vele vlakken flexibeler worden en de lidstaten meer vrijheid geven. Decentralisatie en politieke diversiteit vormen net de sterkte van Europa. Concurrentie tussen steden, regio’s en landen stuwt ons vooruit. Laat verschillen toe. Geen ‘ever closer union’ op elk domein. Samenwerking, ja. Totale eenwording, neen.

Enkel zo krijgen we een Europese Unie die ten dienste staat van álle lidstaten, ook de kleinere lidstaten en niet enkel van het grote Frankrijk en Duitsland. En ten dienste staat van álle Europese burgers, niet enkel van de Zuid-Europeanen. Dat de Unie van Macron bij de Fransen past, is duidelijk. Maar ze past niet bij Europa.